Blog Griekse taal

Tips en lessen

Woorden die op (bijna) dezelfde wijze geschreven worden, maar die verschillende betekenissen hebben, noemen we homoniemen.
In het Grieks: ομώνυμος = gelijknamig, een samenstelling van: όμοιος = identiek, gelijk en το όνομα = de naam.
Η ομωνυμία = de homonymie.
Nederlandse voorbeelden
bank = iets om op te zitten of een geldinstelling
arm = lichaamsdeel of niet rijk
vorst = koning of temperatuur onder nul graden
Ook verstaan we er woorden onder die verschillend geschreven worden, maar gelijk worden uitgesproken. Eigenlijk heten die homofonen, wat weer een Grieks woord is:
η ομοφωνία = de eenstemmigheid, ομόφωνος = eensluidend, het is een samentrekking van twee Griekse woorden: όμοιος = identiek, gelijk en η φωνή = de stem / klank).
Nederlandse voorbeelden zijn: hart en hard, wei en wij, leiden en lijden.

In het Grieks zijn er verschillende o’ s en i’ s en de klemtoon kan anders geplaatst zijn, wat een mooie variatie aan homoniemen oplevert.
Als je begint met Grieks leren kan dit flink verwarrend zijn. Deze les is dan ook meer voor gevorderden, die deze woorden al kennen maar door elkaar halen.
Ik heb ook woorden opgenomen die strikt genomen geen homoniemen zijn, maar die wel voor verwarring zorgen, omdat ze op elkaar lijken.
De lijst is lang niet volledig, maar het zijn wel woorden die je vaak gebruikt.

  • ακριβώς = precies
  • ακριβός = duur
  • ο πάπας = de paus
  • ο παπάς = de priester
  • ο μπαμπάς = de pappa
  • ο κρητηκός = de Kretenzer
  • ο κριτικός = de criticus
  • τα ούρα = de urine
  • η ουρά = de rij, file, staart
  • η λογική = de logica, ratio, rede
  • το λογικό = het verstand, de rede
  • πότε = wanneer
  • ποτέ = ooit, nooit
  • αυτή  = zij (enkelvoud)
  • αυτοί = zij (meervoud)
  • το αυτί = het oor
  • πάλι = weer, opnieuw
  • η πάλη = de strijd, het worstelen
  • τα παιδάκια = de kindertjes
  • τα παϊδάκια  = de lamskoteletjes
  • έξι = zes
  • η έξη = de gewoonte
  • η φορά = de keer
  • η φόρα = de vaart (snelheid)
  • το μήλο = de appel
  • μιλώ = spreken
  • ψηλός = hoog, lang
  • ψιλός = fijn, dun
  • ο ψύλλος = de vlo
  • το ντουλάπι = het kastje (keuken / badkamer)
  • η ντουλάπα = de kast (kleding, linnen)
  • η γλώσσα = de taal
  • η γλώσσα = de tong (in mond)
  • η γλώσσα = de tong (vis)
  • βάζω = zetten, leggen
  • το βάζο = de vaas
  • το φύλλο = het blad
  • το φύλο = het geslacht
  • ο φίλος = de vriend
  • το ταξί = de taxi
  • η τάξη = de klas
  • παρά = behalve
  • πάρα = heel
  • η σχολή = de academie
  • η σχόλη = de feestdag
  • το σχολείο = de school
  • το σχόλιο = het commentaar
  • η νίκη = de overwinning
  • το νοίκι = de huur
  • παίρνω = nemen, pakken
  • περνώ = doorgaan, oversteken
  • το τσίπουρο = de raki
  • η τσιπούρα = de goudbrasem
  • ο χώρος = de ruimte
  • ο χορός = de dans
  • η χώρα = het land
  • το χωριό = het dorp
  • το χωρίο = de passage, tekst
  • η έξοδος = de uitgang
  • το έξοδο = de uitgave
  • κάνεις = jij doet
  • κανείς = iemand / niemand
  • κιμά = gehakt (2e en 4e nv. van ο κιμάς)
  • το κύμα = de golf
  • το συμβούλιο = de raad (gemeente/bestuur)
  • το συμβόλαιο = het contract
  • η συμβουλή = het advies
  • το νεφρό = de nier
  • το νεύρο = de zenuw
  • το κλίμα = het klimaat
  • το κλήμα = de wijnstok
  • η φίλη =de vriendin
  • το φιλί = de kus
  • η φυλή = het ras
  • όμως = echter
  • ο ώμος = de schouder
  • μόνος = alleen
  • μονός = oneven
  • ο ρόλος = de rol (toneel), postitie
  • το ρολό = rol (toiletpapier), krulspeld
  • το σύκο = de vijg
  • σήκω = sta op!
  • ο τόνος = de (klem)toon,
  • ο τόνος = de tonijn
  • ο τόννος = de ton (1000 kilo)
  • η πείρα = de ervaring
  • η πυρά = de brandstapel
  • πήρα = ik nam
  • το βόλι = de kogel
  • η βολή = de worp
  • το βόλεϊ = het volleybal
  • γέρνω = buigen
  • γερνώ = oud worden
  • η σκηνή = de tent
  • το σκοινί = het touw
  • κρύος = koud
  • ο Κριός = Ram (sterrenbeeld)
  • το τραπέζι = de tafel
  • η τράπεζα = de bank (geldsinstelling)
  • αμέσως = onmiddelijk, dadelijk (bijwoord)
  • άμεσος = onmiddellijk (bijv. nw.)
  • το πιάνο = de piano
  • πιάνω = pakken, vangen
Verkeerde woorden die ik nooit meer vergeet!

  • Ik vroeg de dierenarts om pilletjes tegen wormen voor mijn katten. Maar ik vroeg hen om pilletjes tegen oorbellen.
    Hij schoot in de lach en gaf me het gewenste doosje met pillen.
  • Een vriendin van mij zei dat ze thuis met 1 meisje en 2 komkommers waren in plaats van 2 jongens.

Die vergissingen vergeet je nooit weer en daarna zeg je het ook nooit meer verkeerd.

  • το σκουλήκι = de worm
  • το σκουλαρίκι  = de oorbel
  • το αγόρι = de jongen
  • το αγγούρι = de komkommer
Welke grappige voorbeelden heb jij?
Wat zei jij verkeerd waardoor iedereen de slappe lach kreeg of mensen je glazig stonden aan te kijken?
Wil je ze in de reacties met ons delen?
Ga naar Grieks niveau 1 online